Geboortepremies

Laat ik vooropstellen dat ik mijn bestaan dank aan de Katholieke kerk. De frequente huisbezoeken van mijnheer pastoor aan mijn en vele andere ouders zorgden in het midden van de vorige eeuw nog voor gezinnen van enige omvang. Met rugnummer 9 zou ik in deze tijd geen schijn van kans hebben gemaakt.

Maar de tijden zijn veranderd en de invloed van het geestelijke gezag is nagenoeg verdwenen. Krampachtig probeerde de hulpbisschop van Roermond recent nog met voorstellen voor een financiële stimulans een geboortegolf op gang te brengen. Hij kent daarin meerdere voorgangers. Oud wethouder Wiel Heinrichs van Landgraaf probeerde in 2005 het tij van de bevolkingsdaling te keren door een geboorte (lees fok) premie in te stellen, echter zonder succes.

Nou is het nemen van kinderen zeker een financiële aangelegenheid, maar andere zaken, zoals de carrière, individualisering en vragen over de toekomst, spelen wellicht een grotere rol. Deze feiten zorgen er voor dat in Limburg de laatste jaren zo’n 3.000 kinderen per jaar minder worden geboren dan pakweg 10 jaar geleden. Wil een bevolking op peil blijven, dan dient elke vrouw gemiddeld iets meer dan 2 kinderen te baren. Maar hiervan is geen sprake. Het aantal zit onder de 1,7 en dreigt zelfs naar 1,5 af te zakken. De voorspelling is dat Limburg over 30 jaar ca. 1 miljoen inwoners zal tellen, tegenover 1.130.000 op dit moment. De oproep van de hulpbisschop moet dan vooral ook gezien worden als preken voor eigen parochie.

De aanwas van de Nederlandse bevolking bijvoorbeeld komt geheel voor rekening van het niet autochtone deel. Uiteraard kan migratie de cijfers van de natuurlijke bevolkingsontwikkeling beïnvloeden, zowel positief als negatief,doch het CBS meldde onlangs dat in de eerste 9 maanden van dit jaar al 100.000 personen Nederland hebben verlaten. Een afname van de bevolking gecombineerd met toename van de vergrijzing heeft verstrekkende gevolgen en wel op meerdere economische terreinen. Ik beperk mij nu echter tot de woningmarkt en dan met name voor Zuid Limburg. “Minder mensen betekent automatisch minder huizen” zou je denken.

Maar dat gaat niet op. De groep alleenstaanden, van jong tot oud, neemt toe en daardoor daalt de zogenaamde woningbezetting. Nu wonen gemiddeld nog 2,3 personen in een huis, maar dit cijfer zal over 30 jaar zijn gedaald naar 1,9. Dit betekent dat we weliswaar genoeg woningen hebben, maar nog niet allemaal van het juiste soort. Dit vooral doordat oudere mensen behoefte hebben aan andere, met een modern woord, meer levensloopbestendige woningen. Er kan dus nog gebouwd (en gesloopt) worden en dat is een prettige bijkomstigheid voor de Limburgse economie.

Alleen niet meer in de aantallen van weleer en dat is zuur voor de wethouders die graag als bouwpastoor de geschiedenis in hadden willen gaan. Om 1 minuut voor 12 is het politieke realisme tot provincie en gemeentebesturen doorgedrongen, net op tijd om te voorkomen dat het niet enkel en alleen de Godshuizen zijn, die door leegstand worden geteisterd.