Kan ik effe vangen?

De eigen woning heeft de bezitter ervan de laatste dertig jaar geen windeieren gelegd. Jaar in, jaar uit stegen de prijzen, met als absolute uitschieter het jaar 2000 toen landelijk een prijsstijging van ruim 18% werd gemeten. Zelfs in perioden van minder economische groei werd een huis duurder door meer vraag dan aanbod. Een falend overheidsbeleid met een té geringe woningbouwproductie kan hiervoor als belangrijkste oorzaak worden gezien. Een dankjewel van half Nederland hiervoor zou dus wel op zijn plaats zijn. Anno 2008 roepen sommige economen dat het spoedig gedaan zal zijn met deze euforie.

Volgens hen zal de gigantische luchtbel, die in de Nederlandse huizenprijzen moet zitten, spoedig tot uitbarsting komen en leiden tot een prijscorrectie. In mijn columns heb ik al vaker aangegeven dat het ondoenlijk is om ontwikkelingen op de woningmarkt exact te voorspellen. Teveel economische factoren spelen een rol. Wel is objectief vast te stellen of er sprake is van een luchtbel, d.w.z. het kunstmatig hoog houden van de prijzen. Prijzen welke immers door  de vraag- en aanbodverhouding worden bepaald. Voor sommige delen van Nederland, met name in de Randstad, zou deze stelling best wel hout kunnen snijden. Voor andere regio’s, zoals bijvoorbeeld Limburg, liggen de verkoopprijzen van bestaande woningen veelvuldig onder de kostprijs van nieuwbouwwoningen. Van een luchtbel kan dan geen sprake zijn.

Dat neemt niet weg dat de prijzen van bestaande woningen in Limburg in de toekomst zouden kunnen dalen. Het gevaar dat voor Limburg dreigt komt echter uit een andere hoek, namelijk de bevolkingsontwikkeling en de daling van het aantal huishoudens. Gedeputeerde Lebens liet onlangs in een krantenbericht weten dat banken zich beter op een mogelijke prijsdaling van huizen moeten voorbereiden. De vraag die mij bezig houdt is dan: “Wie is verantwoordelijk  voor een dergelijke prijscorrectie?” Zijn dat de banken die overmoedig gefinancierd hebben? Zijn dat de corporaties en ontwikkelaars die onder toeziend oog van gemeenten teveel woningen hebben gebouwd? Is het de provinciale overheid zelf, die te laat op de demografische ontwikkelingen heeft gereageerd? Één ding staat wel vast. Leegstand van woningen gaat zeker gepaard met daling van de prijzen. Alleen een succesvol beleid dat mensen van elders naar Limburg haalt om hier te komen werken, wonen en recreëren zal het dreigende doemscenario kunnen ombuigen. Maar als dat onverhoopt niet lukt is het voor de huiseigenaar goed te weten waar deze straks zijn nota wegens vermogensverlies kan indienen.

Woningmarkt krijgt opnieuw klappen in mei

Na de goede maand april is het aantal woningtransacties in mei opnieuw fors gedaald. In mei werden 13.871 woningen verkocht, tegenover 17.419 in mei 2007. In de eerste 5 maanden van 2008 zijn 73.300 woningtransacties geweest, 6,4% minder dan in dezelfde periode van 2007.

In Groningen zijn zelfs bijna 11% minder woningen verkocht. De provincie Drenthe is de enige provincie waar het aantal transacties op peil bleef. Op basis van deze cijfers is het volgens Leo van de Pas, directeur van Woningmarktcijfers.nl, de vraag of we dit jaar wel de 200.000 transacties halen. Al te voorbarige conclusies wil hij echter niet trekken, omdat het transactieverloop op maandbasis een zeer grillig karakter vertoont. Ook medio 2007 was sprake van een forse achterstand. De laatste maanden van 2007 zorgden er echter voor dat het verlies beperkt bleef.

Koopprijs naar € 253.600
Het bedrag dat in de eerste vijf maanden van 2008 gemiddeld voor een koopwoning moest worden neergeteld, bedraagt € 253.600. Dit is 4,1% meer dan over dezelfde periode van 2007. Ten opzichte van het gehele jaar 2007 bedraagt de stijging inmiddels 2,1%. De stijging is het grootst in de provincie Noord Holland en het minst in de provincie Overijssel.

Bijlage 1: Overzicht prijsontwikkeling 1ste 5 maanden 2008 per provincie

Toelichting cijfers:
Woningmartkcijfers.nl baseert haar analyses op basis van absolute cijfers van het Kadaster. Vanwege de sterke maandfluctuaties worden de maandberichten van Woningmarktcijfers.nl gedurende het jaar voortschrijdend opgebouwd. De prijsstijging wordt enerzijds vergeleken met dezelfde maanden van het voorgaande jaar en daarnaast met het gehele voorgaande jaar. Hierdoor ontstaat een evenwichtig beeld over de ontwikkelingen op langere termijn. Het Kadaster publiceert enerzijds gegevens op basis van absolute cijfers en anderzijds samen met het CBS op basis van het nieuwe Prijsindexcijfer van Bestaande Koopwoningen (PBK).

Bronvermelding: Publicatie van deze gegevens is toegestaan uitsluitend met duidelijke en correcte vermelding van de bron: www.woningmarktcijfers.nl

April doet wat hij wil

Wie de maandberichten van het Kadaster een beetje volgt, komt al snel tot de conclusie dat het aantal verkochte woningen een vergelijkbare koers volgt als die van de AEX index. De ene maand in de plus, dan weer in de min. Dat is al jaren zo en het is eigenlijk vreemd dat daar vaak zoveel ophef over wordt gemaakt. Wil je een wat meer betrouwbaar beeld van de woningmarkt krijgen, dan is een kwartaalperiode toch wel het minimum. Het eerste kwartaal sloot fors in de min. In Nederland werden maar liefst 10% minder woningen verkocht dan in dezelfde periode van 2007. De prijs steeg nog wel, maar het aantal transacties zegt in feite meer over de woningmarkt dan een prijsstijging van 1 of 2%.

Des te opvallender is het dat de maand april in één klap bijna het gehele verlies van het eerste kwartaal kon goedmaken. In april zijn 18.500 woningen verkocht, 18% meer dan in april 2007. Na 4 maanden 2008 staan we nog slechts 2,5% achter op 2007 en dat geeft weer wat hoop. Een plausibele verklaring voor deze inhaalrace is niet voorhanden. Het vertrouwen van de consument en economische ontwikkelingen zijn onveranderd en niet overtuigend positief.

De tijd zal leren of het om een toevalstreffer gaat, of dat er sprake is van een trend. Een andere belangrijke factor is de hypotheekrente. Deze is bijvoorbeeld bij 10 jaar vast in één jaar tijd gestegen van 4 naar 5%, ofwel een stijging van 25%. De rente is van belang voor de maandlast, maar ook voor het bedrag dat geleend kan worden. Een koper met een bruto jaarinkomen van € 40.000,- kon vorig jaar nog € 200.000,- lenen, nu nog maar € 190.000,-. Andersom geredeneerd, om nu € 200.000,- te kunnen lenen dient het inkomen € 42.000,- te bedragen, 5% meer dan vorig jaar het geval was. Dit los van compensatie in verband met overige kostenstijgingen cq inflatie. De reden dat het inkomen niet gelijkmatig met de rente hoeft mee te stijgen is grotendeels gelegen in het feit dat de koper van nu een groter bedrag van de belastingdienst terug ontvangt.   

De betaalbaarheid van de koopwoning en het vertrouwen in de woningmarkt zijn dus in grote mate afhankelijk van de hoogte van de hypotheekrente en de wijze waarop de belastingdienst de huiseigenaar tegemoetkomt. Van dat gegeven dient een ieder, die roept dat de woningmarkt aan een grootscheepse fiscale hervorming toe is, zich terdege bewust te zijn.