De Toekomst van Parkstad Limburg

Wat elke burger, ondernemer en bestuurder van Parkstad moet weten.

Inleiding
Als geboren Noord Limburger, maar sinds 1974 woonachtig en werkzaam in Parkstad, mag ik mij Parkstedeling noemen. De regio en de toekomstige ontwikkelingen gaan me aan het hart, vandaar deze brief. Ik maak mij zorgen over de toekomst en wil een aantal ontwikkelingen en cijfers graag met u delen. Niet om onnodig kritisch of negatief te zijn, veeleer als een oproep om alle positieve zaken te stimuleren en alle kansen, hoe groot of klein ook, aan te grijpen. Voor de komende jaren is naast inzicht vooral lef, moed en doorzettingsvermogen van bestuurders en ondernemers nodig om positieve doelstellingen te verwezenlijken. Ik zal een aantal onderwerpen in vraag- en antwoord vorm behandelen. Enkele grafieken zijn toegevoegd om de cijfers te ondersteunen.

Wat is er aan de hand?
Terwijl de wereldbevolking de komende decennia nog zal groeien van 6 naar 8 miljard mensen, zien we in verschillende Europese landen een structurele daling van de bevolkingsomvang. Ook in Nederland is deze ontwikkeling gaande. Niet op nationaal niveau, waar nog sprake is van een groei tot 17,5 miljoen in 2040, maar wel in diverse landelijke gebieden, waarvan Zuid Limburg er één is. Parkstad loopt in deze ontwikkeling voorop. Recente voorspellingen van CBS en Etil geven aan dat de bevolking van Parkstad (incl. Nuth) zal dalen van 250.000 nu tot 190.000 in 2040, een afname van 60.000 inwoners. Het zal duidelijk zijn dat deze daling een enorme impact zal hebben op de vastgoedmarkt en overige economische activiteiten in Parkstad en Zuid Limburg. Tegelijkertijd zien we dus gebieden zoals de Randstad, die grote inspanningen moeten leveren om de groei te verwerken, en regio’s die alle zeilen moeten bijzetten om zich aan te passen aan de krimp. Het moge duidelijk zijn dat deze ontwikkelingen om regionaal denken en regionale aanpak en oplossingen vraagt. Terwijl groei gemakkelijker is te financieren uit extra inkomsten, zijn de financiële gevolgen van krimp veel lastiger te financieren. Toch bieden krimp en vergrijzing ook nieuwe kansen.

Waarop krimpt Parkstad als een van de eerste regio’s in Nederland
Voor groei of daling van de bevolking zijn twee aspecten van belang, de natuurlijke ontwikkeling (geboorte en sterfte) en migratiebewegingen. Wil een bevolking op natuurlijke basis constant blijven, dan zal elke vrouw 2,1 kind moeten krijgen. Vanwege economische en maatschappelijke factoren ligt dit cijfer in sommige gebieden van Limburg nu al rond de 1,6. Het is niet moeilijk om uit te rekenen dat met dit geboortecijfer de bevolking elke generatie met 20% zal afnemen. De groei component vanwege het alsmaar ouder worden van de mensheid levert slechts een geringe bijdrage. De reden dat met name Zuid Limburg, en daarbinnen Parkstad, als eerste met dit gegeven wordt geconfronteerd, moet voornamelijk gezocht worden in een onevenwichtige opbouw van de bevolking naar leeftijd. In de bloeiperiode van de mijnontginningen kwamen veel jonge werknemers uit alle delen van Nederland en Europa naar Zuid Limburg om daar emplooi te vinden in de mijnindustrie. De bevolking groeide in de naoorlogse periode dan ook explosief. Door het wegvallen van de mijnindustrie kreeg Parkstad rond 1970 ook al eens met bevolkingskrimp te maken. De verhuizing van instellingen zoals het ABP en het CBS naar Heerlen heeft dit deels gecompenseerd. Het migratieaspect heeft voornamelijk met de economische ontwikkelingen en kansen op de arbeidsmarkt te maken. Is er voldoende werkgelegenheid? Is er een positief vestigingsbeleid? Verder speelt het imago van een regio een rol.

De demografische ontwikkelingen zijn al langer bekend, wat zijn de laatste cijfers?
De ontwikkelingen zijn inderdaad niet nieuw. Al in 1997 voorspelde Wim Derks van de Universiteit Maastricht  dat Limburg rond 2007 haar top zou bereiken wat bevolkingsomvang betreft. Uiteindelijk bleken processen alleen maar sneller te verlopen en was de daling vanaf 2002 een feit, in Zuid Limburg zelfs vanaf 1997. De mogelijkheid om in België en Duitsland een woning te kopen met aftrek van hypotheekrente heeft dit proces versterkt. In Kerkrade bijvoorbeeld neemt de bevolking sinds 1992 af, ondanks een groei van inwoners met een Duitse nationaliteit. Na 1997 vertrekken steeds meer Duitse migranten, waardoor de bevolkingsomvang inmiddels al met 10% is gedaald tot 48.000. Zuid Limburg neemt des te meer een unieke positie in, omdat alle omringende gebieden zoals Noord Limburg, Belgisch Limburg en de regio Aken nog met groei te maken hebben. Jaarlijks verhuist 5% van de Nederlanders. Hiervan blijft 65% binnen de eigen gemeente wonen, 15% binnen de regio en nog eens 15% blijft binnen de provinciegrenzen. Ongeveer 5% van de verhuizingen is afkomstig buiten de provincie of uit het buitenland. Bedrijfsverplaatsingen vinden eveneens overwegend binnen de eigen regio plaats. Hieruit blijkt dat het een lastige opgave is om bedrijven en/of mensen uit andere gebieden aan te trekken. Zuid Limburg grenst bovendien bijna geheel aan het buitenland (België en Duitsland). Sinds in 2001 de hypotheekrenteaftrek voor wonen in het buitenland werd toegestaan, vertrokken er meer mensen naar België en Duitsland dan dat er omgekeerd binnenkwamen, een negatief migratiesaldo dus. Het lagere prijspeil van woningen speelde hierbij een grote rol. Een groep Duitsers, die in de jaren tachtig een aantrekkelijke premie A woning in Parkstad konden kopen, vertrok weer terug naar Duitsland. Het is nauwelijks aannemelijk dat geboortecijfers weer gaan stijgen. Het vasthouden van die steeds kleiner wordende groep jongeren is een volgend probleem. Na een studie elders keert deze groep nauwelijks terug, maar blijft op plaatsen wonen, waar meer kansen liggen voor een aantrekkelijke beroepscarrière. Het aantrekken van jonge gezinnen van elders is de laatste optie, maar ook deze missie kan alleen slagen als in de regio voldoende nieuwe economische activiteiten en overig aantrekkelijke condities aanwezig zijn.

Hebben de bestuurders van Parkstad tijdig ingegrepen?
Je zou verwachten dat een streek die geconfronteerd wordt met een forse bevolkingsontwikkeling alert is en met maatregelen probeert bij te sturen. Tot en met 2005 was hiervan echter geen sprake. Groei is sexy en levert economische revenuen op, daarentegen roept krimp negatieve associaties op en bovendien moet de krimp op een andere manier gefinancierd worden. Krimp kost dus geld. Krimp was  een nieuw fenomeen, waar in Nederland nog geen enkele ervaring mee was opgedaan. Met name politici bleven steken in de ontkenningsfase. Met extra impulsen in de woningbouw probeerde menig wethouder zelfs inwoners uit buurgemeenten aan te trekken. Pas op het moment dat er landelijk aandacht kwam voor een dalende bevolking in bepaalde streken van Nederland, drong ook in Parkstad Limburg het besef door, dat ontkennen geen enkele zin had. In 2005 ging de concept woonvisie van Parkstad bijvoorbeeld nog uit van een groei van de woningvoorraad met 12.000 woningen tot 2010. Op aandringen van de Provincie en marktsector is deze ambitie naar beneden bijgesteld tot 7.000. In de loop van 2009 zijn de programma’s tot 2020 aangepast en gaat met uit van een afname van de woningvoorraad met 12.000 stuks. Het heeft dus erg lang geduurd voordat nieuwe inzichten werden omgezet in concrete acties. Voor elke woning die wordt gebouwd zullen er straks 2 moeten worden gesloopt.

Wat zijn de gevolgen voor de woningmarkt?
Krimp van bevolking leidt niet onherroepelijk tot een afname van bijvoorbeeld de woningvoorraad. Maatschappelijke ontwikkelingen, zoals de gezinsverdunning, zorgen er voor dat er steeds minder mensen in één huis wonen. De afname van het aantal huishoudens houdt dus geen gelijke tred met de daling van de bevolking. Niettemin is in Parkstad de daling van het aantal huishoudens al ingezet. Naar verwachting zal het aantal huishoudens tot 2040 in Zuid Limburg met 40.000 afnemen, waarin Parkstad een aandeel heeft van 18.000. De afname van het aantal huishoudens komt geheel voor rekening van de huishoudens met meerdere personen. De eenpersoonshuishoudens groeien voorlopig nog, maar dit gegeven drukt het gemiddelde huishoudinkomen en heeft consequenties op de gezinsbestedingen. Het zegt ook iets over de grootte van woningen en de betaalbaarheid daarvan. De leeftijd is een ander aspect dat van belang is voor de koopbereidheid. Huishoudens boven 65 jaar zijn nauwelijks nog actief op de koopmarkt, na verloop van tijd doet men eerder afstand van de eigen woning. Huishoudens tot 65 jaar dalen in omvang van 86.000 naar 55.000. Deze gegevens kunnen leiden tot een groter aanbod en afname van de vraag waardoor het aantal woningtransacties met 30% kan dalen en prijzen verder onder druk komen te staan. In de betere jaren lag het aantal woningtransacties in parkstad op 3.000, in 2009 gedaald tot 1.800 stuks. De grafiek laat zien dat Parkstad de landelijke prijsontwikkeling niet kan volgen. In 1993 was er sprake van een klein prijsverschil. Op dit moment is een woning in Parkstad gemiddeld  €  35.000 goedkoper dan in Limburg en € 76.000 goedkoper dan in Nederland. Het prijsniveau in Parkstad behoort tot de laagste in Nederland.

Lagere prijzen, dat is toch prima voor kopers?
Een lagere woningprijs is inderdaad gunstig voor de startende koper en kopers die van elders naar Parkstad komen. Voor iemand die binnen Parkstad doorstroomt maakt het niet zoveel uit. Koopprijs en verkoopprijs liggen allebei lager. Een verkoper die niets terugkoopt of buiten Parkstad gaat kopen merkt het uiteraard wel in zijn portemonnee. Een matige of negatieve prijsontwikkeling maakt het doorstromen een stuk moeilijker. Het duurt jaren voordat de 10% kosten koper zijn terugverdiend en de kans op overwaarde is een stuk geringer. Voor de nieuwbouwsector zijn de gevolgen mogelijk nog groter. Het prijsniveau wordt dermate laag dat nieuwbouwprojecten tegen marktconforme prijzen nauwelijks nog weg te zetten zijn. De kwaliteitsslag die men wil maken door meer zorgwoningen en levensloopbestendige te realiseren, is hierdoor lastig uit te voeren.

Worden nog meer sectoren getroffen, of is het alleen de woningmarkt?
Het onderwijs kreeg de eerste tik. De daling van het aantal geboorten was als eerste merkbaar in de babyindustrie en kinderopvang. Na verloop van tijd kreeg ook het basisonderwijs met minder aanwas van leerlingen te maken. In 5 jaar tijd is het aantal inwoners van 0 tot 14 jaar met 5.000 afgenomen. Tot 2040 neemt deze groep naar verwachting met nog eens 12.000 personen af. Op termijn zorgt deze daling voor minder klaslokalen, scholen, minder leerkrachten en in de kleine kernen wordt het steeds lastiger om onderwijsvoorzieningen op peil te houden. Inmiddels is de afname van leerlingen doorgedrongen tot het middelbaar onderwijs. Juist in een periode dat diverse nieuwe (brede) scholen werden gebouwd, kwamen schoolbesturen tot de ontdekking dat nog op teveel groei was gerekend. Later krijgt ook het hoger onderwijs met dit gegeven te maken. De vraag is of onderwijsinstellingen de financiële consequenties van deze afname kunnen dragen.

Worden winkelvoorzieningen en dienstverlening bedreigd?
De afname van de bevolking zal leiden tot een steeds verder afnemende gezinsconsumptie. Stel maar voor, 60.000 inwoners en 20.000 huishoudens minder á € 25.000 per jaar is al gauw een bestedingsuitval van € 500.000.000 op jaarbasis. Hierdoor ontstaan overschotten in winkelvoorzieningen en andere dienstverlenende sectoren. Het feit dat steeds meer huishoudens met één inkomen moeten rondkomen zal deze ontwikkeling verder versterken. Ondanks het feit dat er straks overschot in winkelvoorzieningen dreigt, word momenteel het aantal m2 winkelvoorzieningen nog steeds uitgebreid. Op minder aantrekkelijke locaties zal dit snel tot leegstand en verpaupering leiden. De woonboulevard is momenteel een trekker van formaat, met vele bezoekers uit de grensregio’s en dat is een geweldige zaak. Maar je moet er niet aan denken dat er in onze buurlanden dergelijke centra worden opgezet.

En gevolgen voor de werkgelegenheid in bedrijven?
Na de onderwijsperiode zet de daling door in de potentiële beroepsbevolking. Deze daalt de komende 30 jaar met ongeveer 73.000. De feitelijke beroepsbevolking zal met ongeveer 48.000 afnemen. Uiteraard zullen technologische ontwikkelingen niet stil staan. Het is nu nog niet duidelijk hoeveel mensen er straks nodig zijn om dezelfde productiviteit te leveren als op dit moment. Parkstad Limburg zet onder meer in op toerisme. Toerisme is een arbeidsintensieve bedrijfstak. Daarnaast valt vanwege de toenemende vergrijzing te verwachten dat er meer mensen in de zorgsector nodig zullen zijn. Er is daarom een reële kans aanwezig, dat er over 20 jaar te weinig mensen zijn om de huidige banen in te vullen. Tot dat tijdstip bereikt is, kan de werkeloosheid in principe tot 0% dalen. Daarna wordt een positief migratiesaldo een must. Lukt dit niet, dan bestaat het gevaar dat bedrijven wegtrekken, omdat elders in Nederland of in het buitenland wel gemakkelijk werknemers kunnen worden gevonden. Hierdoor kan er sprake zijn van een daling van de behoefte aan nieuwe bedrijfsterreinen. De plancapaciteit van bestaande en nieuwe terreinen is fors, terwijl op het gebied van nieuwe kantoren eveneens eerder aan groei dan aan krimp wordt gedacht. Een kwaliteitsslag is prima, echter dit kan niet als er niet gelijktijdig over oplossingen van leegstaande gebouwen en terreinen is nagedacht.

Zijn er ook gevolgen voor bestuurlijk Parkstad?
Een daling van bevolking leidt direct tot daling van inkomsten bij gemeenten. Gemeenten ontvangen namelijk per hoofd van de bevolking een bijdrage uit het gemeentefonds. Daarnaast is de prijsontwikkeling van onroerend goed van belang voor inkomsten uit de onroerende zaak belasting. Een gedeeltelijke compensatie lijkt mogelijk door de tarieven te verhogen, maar dit kan natuurlijk niet eindeloos doorgaan. Het meer of minder kunnen uitgeven van bedrijventerreinen is ook direct van invloed op de inkomsten van een gemeente. Hierdoor ontstaat het gevaar dat gemeenten steeds meer moeite zullen krijgen met het opmaken van een sluitende begroting. Minder inkomsten zullen moeten leiden tot minder uitgaven, tenzij op extra bijdragen van de rijksoverheid kan worden gerekend. Anders kunnen bijdragen aan cultuurvoorzieningen en andere maatschappelijke voorzieningen onder druk komen te staan. Door verdere fusies of andere samenwerkingsverbanden kan niet alleen worden bezuinigd op kosten,  maar mogelijk ook een efficiency slag worden gemaakt door kennis en kwaliteiten van diverse ambtenarenkorpsen te bundelen. Voor een verregaande herindeling zijn nog een aantal jaren te gaan en is rendement op de korte termijn niet te verwachten. Ik heb sterk de indruk dat burgers uiteindelijk weinig moeite zullen hebben met een wat grotere afstand tot het bestuurscentrum, als daardoor meer kwaliteit voor minder kosten kan worden geboden.

Is er dan niks positiefs over Parkstad te melden?
Parkstad heeft de afgelopen jaren ook zeker vooruitgang geboekt. Op het gebied van veiligheid, cultuur en toerisme zijn prima zaken gedaan. De laatste onderzoeken en plaatsen op ranglijsten doen meer recht dan ooit aan de plek die Parkstad verdient. Voor toekomstige ontwikkelingen speelt het imago van een regio immers een grote rol. De lage woningprijzen kunnen mensen aantrekken van elders, met name senioren, die niet direct meer van werken afhankelijk zijn. Een goed voorzieningenniveau op medisch, sociaal en cultuurgebied is hiervoor echter van eminent belang. Het beleid moet dan ook eerder gericht zijn op het versterken van de bestaande identiteiten en mogelijkheden, dan het zoeken naar nieuwe opwindende kreten die nauwelijks zijn onderbouwd. Slogans als Heerlen Telematicastad hebben uiteindelijk niets opgeleverd. Betrek burgers en bedrijven meer bij de langetermijnvisie en draag de positieve zaken uit. Uiteindelijk zal een dergelijk beleid nodig zijn, dat er voor zorgt dat negatieve ontwikkelingen niet worden versterkt  waardoor Parkstad in een blijvende neerwaartse spiraal terecht komt. Vermoedelijk kan de regio dit, wat financiën en bestuurskracht betreft, niet zonder hulp van provincie en rijk oplossen.

Wat hebben we van de rijksoverheid te verwachten?
Minister van der Laan gaf eerder aan niet meer in krimpgebieden te willen investeren. Gelukkig lijkt de minister tot nieuwe inzichten te komen. Je zou van de rijksoverheid mogen verwachten dat zij extra middelen aan de krimpregio’s ter beschikking stelt, bijvoorbeeld door de bijdrage per hoofd van de bevolking te verhogen of andere fiscale voordelen te gunnen. Een speciaal stimuleringsbeleid kan ook, waardoor er meer spreiding van economische ontwikkelingen over het land mogelijk is. Een bijkomend voordeel hiervan is dat de sterke groei in regio’s als de Randstad kan worden geremd. De groei van de bevolking in Flevoland is in de komende 30 jaar ongeveer even groot als de daling in Limburg. Almere vraagt alleen al aan het rijk een bijdrage van € 5 miljard ter financiering van groei en nieuwe voorzieningen. Een dergelijk beleid kan er tevens voor zorgen dat de knelpunten voor de ruimtevragende beleidsterreinen zoals wonen, werken en mobiliteit in de overdrukke gebieden afnemen. Zouden de miljarden die nodig zijn voor de invoering en instandhouding van de kilometerheffing niet op een veel betere manier kunnen worden besteed?

Krijgt de vergrijzing voldoende aandacht?
De groei van het aantal senioren vraagt op diverse maatschappelijke fronten om aanpassingen. Er komt een grotere vraag naar specifieke en gemakkelijk toegankelijke woningen, de zorgsector zal extra inspanningen moeten leveren en zo zijn er meer zaken die spelen. De senior heeft meer vrije tijd en dat vraagt om voorzieningen op sportief, cultuur en maatschappelijke terrein. Het is aannemelijk dat de senior van straks over een steeds hogere pensioenvoorziening beschikt. Het gemiddeld inkomen per huishouden zal daardoor stijgen. Er is echter nog weinig bekend over de wijze waarop de senior van straks de tijd zal doorbrengen, waar en hoe hij wil wonen en waaraan deze het inkomen bij voorkeur aan wenst te besteden. Nader onderzoek naar deze aspecten is nog nauwelijks gedaan. Anderzijds betekent dit dat er onderzocht moet worden op welke manier de senior straks zoveel mogelijk actief kan blijven en betrokken blijft bij maatschappelijke en sociale ontwikkelingen. Ook voor de arbeidsmarkt kan deze groep belangrijk blijven, vanwege de aanwezige kennis, de oplopende  pensioenleeftijd en het afnemende arbeidspotentieel.

Nieuwe kansen voor krimpgebieden
Uiteraard is krimp en vergrijzing niet alleen kommer en kwel. Er zijn voldoende mogelijkheden om met een duidelijke visie bij te sturen. In de bebouwde omgeving kan een kwaliteitsslag worden gemaakt, op andere plaatsen komt extra ruimte vrij voor natuur en groen. De opgedane kennis kan worden vermarkt aan de rest van Nederland die op den duur ook met krimp te maken krijgt. In de sector zorg en toerisme zit nog enige groei. De samenwerking met Aken kan positieve vruchten afwerpen. Niettemin dienen beleidsmakers zich te realiseren dat de opgaven en uitdagingen gigantisch zijn. Een transparante aanpak en adequate communicatie met de burgers kan er voor zorgen dat er een breed draagvlak ontstaat. De burgers van Parkstad moeten weten waar ze aan toe zijn, het bestuur zal het vertrouwen moeten verdienen en waarmaken. Na de trots komt een beter imago vanzelf.

Download hier het artikel met tabellen en grafieken
2010 toekomst Parkstad

Heerlen, februari  2010. © Leo van de Pas