Een andere kijk op leegstand

De leegstand van woningen in Nederland wordt door het CBS in kaart gebracht. Uitgangspunten hierbij zijn enerzijds de Basisadministraties Adressen en Gebouwen (BAG) en daarnaast de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA). In Nederland staan ongeveer 7,5 miljoen woningen. In de Gemeentelijke Basis Administratie kan worden vastgesteld op welke adressen geen bewoners staan ingeschreven. Volgens deze door het CBS gebruikte methode stonden in 2013 ruim 408.000 woningen leeg, wat neerkomt op 5,5 procent van de woningvoorraad. Woningen staan na een verhuizing altijd wel even leeg, sommige woningen worden verbouwd of worden gesloopt. Een bepaalde leegstand is er dus altijd. Deze zogenaamde frictieleegstand wordt geschat op 2 procent. Als het leegstandpercentage veel hoger is, kan dit duiden op een woningoverschot. Bij een woningtekort zou de leegstand immers zeer laag zijn en verhuisperiodes wellicht nog worden ingekort.  Leegstaande woningen zijn lang niet altijd beschikbaar voor de woningmarkt. Er zitten tweede woningen voor eigen gebruik bij, woningen die tijdelijk zijn verhuurd et cetera. In de provincie Limburg zien we een leegstand van iets meer dan 6 procent, maar er zijn gemeenten zoals Maastricht, Gulpen Wittem en Vaals waar de leegstand meer dan 10 procent bedraagt. Dergelijke grote verschillen roept de vraag op of de kwaliteit van de meting wel op orde is. De vastgoedsector heeft daar al langer twijfels over. Een juiste meting is belangrijk, want leegstand vormt input voor het woningmarktbeleid. Hoeveel woningen zijn er nodig, wat moet worden gesloopt en hoeveel kunnen er worden bijgebouwd?

Wat de vastgoedsector al langer vermoedde werd onlangs bevestigd, de leegstand is minder groot dan gedacht. Dit blijkt uit een recent onderzoek van het CBS.  Aan de hand van het energieverbruik heeft men bekeken of woningen wel of niet in gebruik zijn. En wat blijkt nu: bij bijna de helft van de 180.000 langdurig (langer dan 1,5 jaar) leegstaande woningen blijkt sprake te zijn van een zodanig hoog energieverbruik dat permanente leegstand onwaarschijnlijk moet worden geacht. Vermoedelijk zijn deze woningen dan ook niet langer beschikbaar voor bewoning door anderen. Aannemelijk is dat deze situatie ook onder de overige leegstaande woningen zal voorkomen. De werkelijke leegstand, die van belang is voor de planning van de woningvoorraad, is dus minder groot dan gedacht. Andere prognoses van het CBS, die over de ontwikkeling van het aantal huishoudens gaan, voorspellen immers nog tot 2020 een groei van 400.000 huishoudens in Nederland. In Limburg is er eveneens nog sprake van een kleine stijging. Dat is goed nieuws voor de bouwsector en de productie van nieuwbouwwoningen die de laatste jaren ver beneden de maat is gebleven.