Opnieuw fors meer woningtransacties en hogere koopsom

Opnieuw fors meer woningtransacties en hogere koopsom

De trend van oplopende woningtransacties heeft zich ook in juli doorgezet. Er werden door het Kadaster 18.422 transacties geregistreerd, 32,7% meer dan in juli vorig jaar. In de eerste zeven maanden van 2015 komt het totaal aantal transacties uit op 93.671, een stijging van 21,8% in vergelijking met dezelfde maanden van vorig jaar. Dit blijkt uit een analyse van Woningmarktcijfers.nl.

De grafiek maakt de groei ten opzichte van 2013 en 2014 per maand goed zichtbaar. Als de huidige trend doorzet, kunnen we in 2015 170.000 tot 180.000 transacties verwachten.


Gemiddelde koopsom stijgend

In juli kwam de gemiddelde koopsom uit op € 232.600, een stijging van 4,7% ten opzichte van juli vorig jaar. Het is voor het eerst sinds jaren dat de grens van € 230.000 wordt overschreden. Over de eerste 7 maanden van 2015 bedraagt de gemiddelde koopsom € 222.600, dit is een stijging van 2,9% in vergelijking met dezelfde maanden van vorig jaar. In vergelijking met het gehele jaar 2014 bedraagt de stijging nu 1,8%. Woningmarktcijfers.nl verwacht dat de prijsstijging in de tweede helft van 2015 iets zal afvlakken.


Forse provinciale verschillen

In Drenthe stijgt het aantal transacties met 25,4%. Ook in Zuid Holland en Groningen is de stijging bovengemiddeld. In Zeeland en Friesland blijft de stijging beperkt tot 10 resp. 14,8%. De grootste koopsomstijging zien we in Drenthe en Noord Holland met 4,3%. In vergelijking met het gehele jaar 2014 zien we de stijging uiteenlopen van 3,3% in Drenthe tot 0,1% in Zuid Holland.

Overzicht Provincies t/m 7e maand 2015

Provincie Gemiddelde koopsom T.o.v. 1e 7 maanden 2014 T.o.v. 2014 Transacties T.o.v. 1e 7 maanden 2014
1. Noord Holland € 264.700 4,3% 2,9% 18719 24,0%
2. Utrecht € 260.500 3,1% 1,6% 7966 20,6%
3. Noord Brabant € 233.700 2,9% 2,3% 13459 20,2%
4. Gelderland € 224.400 2,7% 1,1% 10116 22,5%
5. Zuid Holland € 217.800 0,9% 0,1% 19592 24,8%
6. Overijssel € 197.600 1,4% 0,3% 5499 16,2%
7. Zeeland € 193.000 2,8% 3,3% 2258 10,7%
8. Flevoland € 192.400 1,8% 2,1% 2109 22,4%
9. Drenthe € 191.300 4,3% 3,3% 2660 25,4%
10. Limburg € 189.200 3,1% 1,5% 5215 20,1%
11. Friesland € 178.300 3,0% 2,3% 3244 14,8%
12. Groningen € 169.400 3,1% 2,2% 2834 24,5%
  Nederland € 226.300 2,9% 1,8% 93671 21,8%

Het nut van de starterslening?

Nederland stimuleert het eigen woningbezit via verschillende subsidieregelingen. De belangrijkste is nog steeds de hypotheekrenteaftrek. Daarnaast beschikken wij als enig land in Europa over de nationale hypotheekgarantie (NHG), een uniek functionerend en kostenverlagend garantiesysteem. Als derde instrument kennen wij de startersregeling, zoals de naam al zegt om voor starters de aankoop van een eigen woning te vergemakkelijken. De rijksoverheid heeft eind 2015 besloten de startersregeling niet meer financieel te ondersteunen. Momenteel wordt de regeling voornamelijk gedragen door provincies en gemeenten. Ook de provincie Limburg houdt de regeling, samen met het merendeel van de Limburgse gemeenten in stand. In gemeenten waar de startersregeling van kracht is (zie SVn.nl), kunnen kopers met een beperkt inkomen een renteloze lening aanvragen tot ongeveer 35.000 euro, waarbij de maximale aankoopkosten over het algemeen niet meer dan 175.000 euro mogen bedragen. Bij een hypotheekrente van 3% kan de maximale ondersteuning oplopen tot boven de 1.000 euro per jaar. Elke drie jaar wordt het inkomen getoetst en bekeken of de bijdrage nog nodig is. In 2014 werden in Nederland 7.500 startersleningen verstrekt. In Limburg ging het vermoedelijk om ca. 500 toekenningen.

De regeling oogt op het eerste gezicht sympathiek. Niettemin zijn er ook vragen en bezwaren. Omdat niet alle Limburgse gemeenten meedoen, is van een unanieme regeling geen sprake. De hoogte van de bedragen verschilt eveneens omdat deze door elke gemeenteraad afzonderlijk worden vastgesteld. Het gebrek aan uniformiteit gekoppeld aan de hoge kosten van begeleiding en uitvoering van de regeling zijn belangrijke punten van kritiek. Provincie en gemeenten maken hiervoor ambtenaren vrij en bij het Svn werken momenteel ca. 100 mensen. Daarnaast kan de vraag worden gesteld of kopers de subsidie werkelijk nodig hebben. In Limburg is meer dan de helft van de verkochte woningen goedkoper dan 170.000 euro. De gemiddelde koopsom van deze groep bedraagt 125.000 euro, zodat het argument van “nauwelijks betaalbare woningen” niet hard te maken is. De realiteit is veeleer dat een koper met behulp van de lening een woning koopt die duurder is dan het eigen budget toelaat en duurder dan strikt noodzakelijk is. De keerzijde van de medaille is verder dat de regeling de vraag stimuleert en de prijzen opdrijft. Met het risico dat de starter van de toekomst hiervan de dupe is en ook weer met subsidie moet worden geholpen. Het beschikbare budget van deze subsidieregeling kan op een andere plek wellicht beter worden ingezet.