Het nut van de starterslening?

Nederland stimuleert het eigen woningbezit via verschillende subsidieregelingen. De belangrijkste is nog steeds de hypotheekrenteaftrek. Daarnaast beschikken wij als enig land in Europa over de nationale hypotheekgarantie (NHG), een uniek functionerend en kostenverlagend garantiesysteem. Als derde instrument kennen wij de startersregeling, zoals de naam al zegt om voor starters de aankoop van een eigen woning te vergemakkelijken. De rijksoverheid heeft eind 2015 besloten de startersregeling niet meer financieel te ondersteunen. Momenteel wordt de regeling voornamelijk gedragen door provincies en gemeenten. Ook de provincie Limburg houdt de regeling, samen met het merendeel van de Limburgse gemeenten in stand. In gemeenten waar de startersregeling van kracht is (zie SVn.nl), kunnen kopers met een beperkt inkomen een renteloze lening aanvragen tot ongeveer 35.000 euro, waarbij de maximale aankoopkosten over het algemeen niet meer dan 175.000 euro mogen bedragen. Bij een hypotheekrente van 3% kan de maximale ondersteuning oplopen tot boven de 1.000 euro per jaar. Elke drie jaar wordt het inkomen getoetst en bekeken of de bijdrage nog nodig is. In 2014 werden in Nederland 7.500 startersleningen verstrekt. In Limburg ging het vermoedelijk om ca. 500 toekenningen.

De regeling oogt op het eerste gezicht sympathiek. Niettemin zijn er ook vragen en bezwaren. Omdat niet alle Limburgse gemeenten meedoen, is van een unanieme regeling geen sprake. De hoogte van de bedragen verschilt eveneens omdat deze door elke gemeenteraad afzonderlijk worden vastgesteld. Het gebrek aan uniformiteit gekoppeld aan de hoge kosten van begeleiding en uitvoering van de regeling zijn belangrijke punten van kritiek. Provincie en gemeenten maken hiervoor ambtenaren vrij en bij het Svn werken momenteel ca. 100 mensen. Daarnaast kan de vraag worden gesteld of kopers de subsidie werkelijk nodig hebben. In Limburg is meer dan de helft van de verkochte woningen goedkoper dan 170.000 euro. De gemiddelde koopsom van deze groep bedraagt 125.000 euro, zodat het argument van “nauwelijks betaalbare woningen” niet hard te maken is. De realiteit is veeleer dat een koper met behulp van de lening een woning koopt die duurder is dan het eigen budget toelaat en duurder dan strikt noodzakelijk is. De keerzijde van de medaille is verder dat de regeling de vraag stimuleert en de prijzen opdrijft. Met het risico dat de starter van de toekomst hiervan de dupe is en ook weer met subsidie moet worden geholpen. Het beschikbare budget van deze subsidieregeling kan op een andere plek wellicht beter worden ingezet.