Grote verschillen regionale huizenprijzen van alle tijden

Grote verschillen regionale huizenprijzen van alle tijden

De afgelopen maanden was er veel aandacht voor de regionale prijsverschillen op de woningmarkt en dan vooral als nieuw fenomeen. Prijsverschillen zijn echter van alle tijden en Woningmarktcijfers.nl brengt deze in beeld. In 1993 behoorden regio's als Noordwest en Noordoost Friesland en de regio's Noord en Oost Groningen met een gemiddelde koopsom van iets meer dan € 50.000 tot de goedkoopste woonregio's van Nederland. In Gooi en Vechtstreek kostte een woning destijds gemiddeld € 113.500, verder wist alleen Utrecht-West de grens van € 100.000 te halen.

Gooi en Vechtstreek nog altijd duurste regio

Anno 2015 is Gooi en Vechtstreek nog steeds de duurste woonregio van Nederland. Hier moet nu gemiddeld € 330.000 op tafel worden gelegd. Zuid-Kennemerland en de regio Amsterdam volgen op plaats twee en drie. De regio’s in het noorden van Nederland behoren nog steeds tot de goedkoopste regio’s waar nu iets meer € 150.000 gemiddeld wordt betaald. Ook Parkstad Limburg heeft zich nu bij de goedkoopste regio’s gevoegd, in 1993 nog een goede middenmoter.

Prijsverschil met 1993

De verschillen in ontwikkeling worden duidelijk als de gemiddelde koopsom van 2015 wordt vergeleken met die van 1993. We zien dan dat in Parkstad Limburg in deze 22 jaar de minste prijsstijging wordt gerealiseerd. Een ruime verdubbeling (104%), van € 77.000 naar € 157.000. Andere regio’s in Limburg stijgen eveneens minder dan de rest van Nederland. De meeste regio’s in Friesland hebben echter een inhaalslag gemaakt van 200% of meer en dat is opmerkelijk. Zuid-Kennemerland en de regio Amsterdam kennen met 240 tot 250% de grootste koopsomstijging. Naast de factoren die landelijk uniform zijn, zoals hypotheekrente en fiscale regels, zijn er eveneens factoren die regionaal verschillen. Denk hierbij aan economische ontwikkelingen, uitbreiding van de woningvoorraad, verbetering van de woningkwaliteit en vooral de laatste jaren ook de demografische ontwikkelingen. Het is echter lastig zijn om aan te geven welke factoren voor welk deel van de prijsontwikkeling verantwoordelijk zijn. We zien namelijk dat de ontwikkelingen in de verschillende periodes zeer divers verlopen. De bijgevoegde gafieken maken dit duidelijk.

Koopsomsomdaling ten opzichte van het topjaar 2008

Als de gemiddelde koopsom van 2015 met 2008 wordt vergeleken, dan noteert alleen Zeeuws-Vlaanderen een stijging (6%). Regio Amsterdam is nog slechts 2% van het niveau van 2008 verwijderd, maar in gebieden als Alblasserwaard/Vijfheerenlanden, Maasduinen en Goeree-Overflakkee bedraagt het prijsverschil nog altijd meer dan 20%. Vanaf 2013 stijgt de gemiddelde koopsom in bijna alle regio’s met de regio Amsterdam als absolute uitschieter. De gemiddelde koopsom stijgt in twee jaar tijd met ruim 16%.

Sparen voor een eigen woning

De tijd dat kopers de koopsom en alle bijkomende kosten op basis van een hypotheek konden financieren ligt al even achter ons. Vanaf 2016 kan maximaal 102 procent van de aankoopsom worden gefinancierd en vanaf 2018 nog slechts 100 procent. Rapporten van onder meer de Nederlandse Bank adviseren om in de nabije toekomst de maximale financieringsgrens op nog maar 80 procent van de koopsom te stellen. Kopers en vooral starters zouden dan 20 tot 25 procent aan eigen geld moeten sparen alvorens ze een eigen stulpje kunnen bemachtigen. De achterliggende gedachte van die adviezen is, dat de huidige financieringsnormen onverantwoord grote risico’s kunnen opleveren voor de stabiliteit van onze economie. Vaak wordt daarbij de vergelijking gemaakt met andere Europese landen die minder ruimhartig financieren en waarbij de totale hypotheekschuld minder grote vormen heeft aangenomen. Hierbij wordt doorgaans over het hoofd gezien dat Nederlanders, naast een relatief hoge bruto hypotheekschuld, enorme tegoeden hebben opgebouwd aan spaarpolissen en pensioenvoorzieningen. Onverantwoorde risico’s vanwege de gedwongen verkopen zijn ook al niet hard te maken. Zelfs in de achter ons liggende crisisjaren bleven deze binnen acceptabele aantallen en waren de financiële gevolgen via onze Nationale Hypotheekgarantie beheersbaar afgedekt. Bovendien kunnen hypotheken de laatste jaren alleen maar via annuïteit worden afgesloten. Het sparen gebeurt hierbij dan weliswaar achteraf, maar de opbouw van vermogen begint al vrijwel direct. Wanneer daarnaast nog met een waardestijging van bijvoorbeeld 1 procent rekening wordt gehouden, dan kan binnen 5 jaar al de gewenste overwaarde van tien procent worden gerealiseerd.

Onduidelijk is bovendien waar de groep die aan het sparen is moet gaan wonen. Kopen kan dan dus nog niet, terwijl huren op de meeste plaatsen in Nederland ook geen soelaas biedt vanwege tekorten in het aanbod en de lange wachtlijsten. Verder vallen de gevolgen voor de woningmarkt nauwelijks te voorspellen. Wat betekent dit voor het aantal transacties bijvoorbeeld en welke invloed gaat hiervan uit naar de huizenprijzen. De Nederlandse Bank en ook andere instanties doen wel een poging om deze effecten te becijferen, maar dat heeft nauwelijks zin. Niemand was een jaar gelden in staat om het krachtige herstel van de woningmarkt in 2015 te zien, laat staan dat er iemand is de ontwikkelingen over 5 of 10 jaar kan voorspellen. Het gedrag van de consument is hierbij onvoorspelbaar. In tijden van oververhitting van de woningmarkt zou het idee misschien nog wel een probaat middel kunnen zijn, maar ook dan zijn er betere oplossingen. Op dit moment is hier geen sprake van, ja in Amsterdam slaat de inhaalvraag wellicht wat fors toe, maar in de rest van Nederland is iedereen blij met het fraaie herstel en de verhoogde bijdrage van de woningmarkt aan de economie. Met de huidige lage hypotheekrente is dit herstel goed te verklaren en mogen we ook voor 2016 mooie resultaten verwachten. Het zou zonde zijn om deze opleving met rampzalige ideeën de das om te doen.